De Sphyriaanse Oorlog, ook de Invasie genoemd en soms de Caerinaalse Oorlog, was een grootschalig conflict dat zich in 513 5TP afspeelde in Nova Core, een ver continent voorbij de Caetholos. Het vond plaats toen de agressieve magocratie Sphyria vanuit Groot Caerinale de landen ten zuiden van de Arcani binnenviel met haar Expansie Legioen, en eindigde in het vestigen van een Sphyriaanse invloed in Nova Core. In de oorlog probeerden de Sphyrianen de coreshti te onderwerpen.
Verloop van de oorlog[]
1.1 Voorgeschiedenis[]
Het Sphyriaanse Rijk heeft sinds haar stichting vele duizenden jaren geleden in de Mythische Era, in de hoofdstad Vaissire aan de rivier de Vais, een zeer imperialistische instelling gehad. Dit is voornamelijk te danken aan keizer Tevidian, die de absolute macht in handen heeft en zijn waarde wil bewijzen door de gehele wereld te veroveren, alle volkeren te introduceren aan de wonderen van magie en de aarde zo een betere plek te maken. Sphyria had enkele tientallen jaren geleden het gebied Thay ten noorden van Nova Core bezet zonder veel weerstand te ondervinden van de inheemse eldorest. Ze vestigden zich in steden als Ilizura en Curia aan de Arcani. Ondertussen bereidden de Sphyrianen zich voor om Nova Core echt aan te vallen. Deze onderneming zou geleid worden door Potentas, de genadeloze hoge maarschalk van het Sphyriaanse Expansie Legioen. Samen met keizer Tevidian en andere militaire machthebbers uit het Militarium maakte Potentas allerlei plannen. Het offensief in de Grenslanden zou voor het grootste deel in handen liggen van generaal Corinthian, terwijl admiraal Vengora de Eilanden zou aanvallen en generaal Patriarchus de Noordkust Alliantie voor zijn rekening nam.
1.2 Offensief in de Grenslanden[]
Potentas besloot het enorme leger dat hij ter beschikking had gekregen, op te splitsen in twee groepen. De eerste strijdmacht, een landleger, zou naar het zuiden trekken en zou de zogeheten Grenslanden ten noorden van de Witte Bergen aanvallen en proberen te veroveren.
1.2.1 Opmars in Nevalen en Toulezon[]
De eerste staat die aangevallen werd, was Nevalen aan de rivier Koningswater. Dit koninkrijk was historisch altijd al relatief zwak geweest, waardoor Potentas een gemakkelijke verovering verwachtte. De maarschalk kreeg gelijk: Nevalen werd soepeltjes veroverd en bezet. Koning Namre werd geëxecuteerd in de straten van Vinubel, en Nevalen verloor haar autonomie en eigen leiders. Hierna was Potentas enigszins twijfelend om de westelijke delen van de Koningswater over te steken, aangezien het nabije Toulezon een relatief sterkere staat was. Na aandringen van Tevidian staken de Sphyrianen toch de Koningswater over en vielen ze Toulezon binnen. Het bleek dat de Touleziërs intern al hadden besloten zich over te geven aan de Sphyrianen, aangezien ze een weinig militair ingesteld volk waren. Op initiatief van de adel van Caer Rhune had men een verdrag met de Sphyrianen bewerkstelligd, regelrecht tegen de wensen van koning Armathain in, die een leger op de been wilde helpen. Hier kreeg hij echter niet genoeg steun voor. De legers van Sphyria hadden zo weinig moeite om Toulezon in te nemen en te installeren als een vazalstaat van het Rijk. De beslissing van de Touleziërs om zich over te geven werd door velen als ietwat vreemd ervaren, maar feit was dat veel edelen uit Caer Rhune hadden bedacht dat de Sphyrianen wellicht cultuur konden brengen naar het koninkrijk; de edelen waren immers al langer van mening dat het gewone volk van Toulezon dom en barbaars was. Het verdrag met de Sphyrianen kwam tot stand onder leiding van de manipulatieve edelman Arathor Noblesse, die voor zijn inspanningen beloond werd met de kroon van het bezette Toulezon. Noblesse werkt nu vanuit Caer Rhune samen met oppergouverneur Konstantine Jengist om Toulezon om te vormen tot een trotse, beschaafde natie.
1.2.2 Stagnatie en gevechten bij de Vestar[]
Ondertussen werd ook de kleine staat Mettina binnengevallen en definitief veroverd na de dood van koning Chestibor en generaal Nalder Tyvall en de daarop volgende val van Aep Tirenna. Tegelijkertijd kwam het meerdere keren tot een treffen tussen de Sphyrianen en de troepen van Eyrann, koning van Krebbing. De voornaamste van deze gevechten was de Slag bij Bitterbrug, waarbij de Sphyrianen de noordelijke kant van de nederzetting Bitterbrug bezettten maar de daadwerkelijke brug over de wilde rivier de Vestar, de grens met Krebbing, niet wisten te veroveren. Het Directoraat wees vervolgens de zuidelijke Grensland-staten aan om aan te vallen. De verovering van deze landen ging een stuk minder gemakkelijk, ondanks het zeer zwakke optreden van Reinhold van Reddeberg, en de opmars van de Sphyrianen in de Grenslanden stagneerde. De Sphyrianen die gestationeerd waren in Toulezon werd opgedragen verder naar het zuiden te trekken, over de rivier de Vestar, de grens met Krebbing. Hier kwamen ze echter voor een verrassing te staan. Krebbing had de hulp ingeschakeld van de staten van de Hartlanden voorbij de Witte Bergen. Deze landen hadden ingezien dat wanneer Krebbing, dat de voornaamste ingang naar de Hartlanden (de Noordermuur) in handen had, aangevallen zou worden, dat de Hartlanden dan ook spoedig onderhevig zouden zijn aan een invasie. De landen Meltumya, Qandar, Thaluin, Arecama en Avelishe stuurden een verenigd leger naar de stad Telkuga, dat bij de plek ligt waar de Vestar zich afsplitst van de Koningswater. Dit verenigd leger, bekend als de Hartland-Unie, hield de Sphyrianen bij deze Slag bij Telkuga tegen op de vlaktes nabij de vestingstad, een moment dat nog altijd legendarisch is in Nova Core. Vervolgens werden de Sphyrianen door generaals als Sebastian Stetura en Gwayne van de Velden teruggedreven uit het gebied. Als gevolg van hun nederlaag bij de Vestar en bij Telkuga trokken de Sphyrianen hun grootste legers terug naar rondom de Koningswater, naar Toulezon, Nevalen en Mettina, wat ze zo goed als veroverd hadden. Uit Reddeberg moesten ze zich ook terugtrekken door de aanwezigheid van het leger bij Telkuga, maar in Braas wisten ze het noordelijke deel van het land in handen te krijgen, in het Bitterwoud tot aan de rivier de Tiran. Zo eindigde de invasie in de Grenslanden. In de veroverde gebieden werd een Sphyriaanse gouverneur aangesteld: de genadeloze, koudhartige Andromeda Payne werd gouverneur van de gehele Grenslanden, Markus Denvalis van Nevalen, Vyncent Mene van Toulezon, en Menno Baze-Stenry van Mettina.
1.2.3 Verdrag in Montclair[]
Tijdens het offensief in de Grenslanden waren de Sphyrianen niet alleen militair actief, maar ook diplomatiek. Vóór en tijdens de oorlog werden verschillende heersers benaderd door onder andere de hoogste ambassadeur van het Sphyriaanse Rijk in Nova Core, Friedrich Sterlitz-Brebant, met een soort ultimatum: sluit je vrijwillig bij Sphyria aan en krijg autonomie binnen het Rijk, of word veroverd en word een provincie. Van de Grenslanden reageerde alleen Toulezon op dit aanbod, door onder leiding van Arathor Noblesse een vredesverdrag te sluiten. Er was echter nog een andere staat in de regio die akkoord ging met de voorwaarden: Montclair, een klein hertogdom diep in de Witte Bergen direct ten zuiden van Braas. Toen de legers van het gigantische Sphyriaanse Rijk naderden in 513, sloot de toenmalige hertog Agincourt, een zwak figuur, op initiatief van Brebant een verdrag met oppergouverneur Jengist en maarschalk Potentas, ondanks het feit dat zijn hertogdom niet eens aangevallen werd. In dit verdrag stond dat een groep Sphyrianen in Montclair mocht gaan wonen; in ruil hiervoor zou de streek niet belegerd worden en zelfstandig blijven. Aldus geschiedde: een groep Sphyrianen, zowel militairen als burgers, kwam onder leiding van kapitein Argus Cassian in Montclair wonen. In het begin waren ze vriendelijk, en viel hun aanwezigheid nauwelijks op. Ze vestigden zich voornamelijk in Grandeville, en hielden zich redelijk gedeisd. In rencentere jaren zijn de Sphyrianen echter steeds meer een probleem geworden. Hun aanwezigheid is zeer duidelijk, en ze proberen zich overal mee te bemoeien. De inname van Montclair is onderdeel van een veelomvattende Sphyriaanse samenzwering om het koninkrijk Avelishe te verzwakken en te gebruiken als een poort naar de Hartlanden bij een nieuwe Invasie, aangezien de andere staten aan de Witte Bergen (Meltumya en Arecama) te sterk zijn. Vanuit Braas, dat direct boven Montclair ligt, komen er steeds vaker Sphyrianen naar de vallei. Vanuit Montclair kunnen de Sphyrianen bij een volgende oorlog wellicht makkelijker de Hartlanden binnenvallen. Het vredige karakter van de vallei en de vreedzame co-existentie van de Montclariërs met de normaal zeer agressieve Aen Sevharne van de nabije Dalen zijn nog altijd grote voordelen voor de Sphyrianen.
1.3 Aanval van de Eilanden[]
Naast het offensief in de Grenslanden voerde het Sphyriaanse leger ook nog een aanval uit op de Eilanden, een andere regio van Nova Core in de Smalle Zee, de Juweelzee en de Pardemonische Zee.
1.3.1 Offensief in Elicil[]
Het eerste doelwit van de Sphyriaanse zeevloot, geleid door admiraal Vengora, was het eiland Groter Voeghar, waar twee belangrijke staten op gesitueerd waren, namelijk Elicil en Voegharia. Van die twee staten was Elicil de eerste die aangevallen werd. Sphyriaanse schepen wisten de rivieren Berló, Tornil en Koredai te betreden, en vanuit daar voerden ze meerdere aanvallen uit op steden langs de rivier. Sebarian en Nezarre werden aangevallen en ingenomen. Ook de hoofdstad Evilliar werd succesvol belegerd: hier werden de beroemde muren van de stad na vele eeuwen overeind gestaan te hebben gebroken door krachtige Sphyriaanse magiërs. De heersende familie Huis Mildenhall, inclusief koningin Natari, vluchtte 's nachts in het diepste geheim naar het eiland Mavare, en toen dat later ook werd belegerd naar het wilde eiland Val Sella. De overwinning leek totaal voor de Sphyrianen in Elicil. Alleen Dol Gwevéan, een bebost dal dat het thuis is van vele eldryn-Elven van het volk der Aen Weire, kon niet veroverd worden. De vallei voorbij de rivieren Berló en Tornil was historisch al onderhevig aan een voortdurende guerrilla-oorlog tussen de coreshti en de eldryn, en toen de Sphyrianen aan de grens van Dol Gwevéan stonden, leverden de grootste delen van de Aen Weire stevig verzet, voornamelijk de Deithwen en andere van de sheannedd. Als gevolg van slimme diplomatieke maneuvres van de Sphyrianen wisten de aanvallers alsnog een verdrag te sluiten met de Aen Weire; specifiek met Salivander aep Sechessa Sorra, de toenmalige leider van Nag Thirna, onder invloed van de vredelievende dimplomaat Tarvinius Taurell. Het verdrag stelde een vreedzame overname van Elicil door de Sphyrianen veilig, en gaf Dol Gwevéan relatief veel zelfstandigheid en onafhankelijkheid binnen het Sphyriaanse Rijk. Tijdens de rest van de Invasie hielden de Aen Weire zich onder Sechessa betrekkelijk rustig. Vanwege hevige strijd in geheel Elicil besloten maarschalk Potentas en de recent aangestelde oppergouverneur van Nova Core, Konstantine Jengist, een zeer strikte politiekracht te installeren in Elicil, en dan voornamelijk in Evilliar. Potentas wilde oorspronkelijk nog iets langer in Elicil blijven om de Sphyriaanse heerschappij krachtiger te kunnen vestigen, maar Jengist overtuigde hem ervan dat het leger nu nodig was in zuidelijk Voegharia, om te voorkomen dat de manschappen van dat land zich fatsoenlijk konden coördineren. Als gevolg hiervan gaf Potentas zo goed als vrij spel aan het Eenheidsleger, een strijdmacht die de Sphyriaanse heerschappij in stand moet houden, en haar leider Calessa Bailoth om de orde in Elicil te handhaven hoe zij dat wilde. Dit zorgt nog altijd voor bloedvergieten.
1.3.2 Oorlog in Voegharia[]
De Sphyrianen staken de Shaavbergen over en trokken naar het zuiden via de oevers van de rivier Menerin, steeds verder het binnenland van Voegharia in. Potentas had verwacht dat Voegharia, een historisch sterke staat, moeilijk in te nemen zou zijn. Toevalig stierf de koning van Voegharia, Tarvenas II van Huis Sevantre, midden in de oorlog (vermoedelijk om hoge stressniveaus), wat een enorm conflict binnen het land veroorzaakte. In deze chaos wisten Potentas en zijn legers het rijk betrekkelijk gemakkelijk in te nemen, hoewel ze nog wel enkele grote veldslagen moesten vechten, onder andere bij Mourese en Val Konig. Op een gegeven moment tekende de nieuwe koning, de jonge Tavonid Dulbe, een vredesverdrag met de Sphyrianen. Hierin stond beschreven dat de legers zich over zou geven aan de aanvallende troepen, en dat het koninkrijk Voegharia een vazalstaat zou worden van het Sphyriaanse Rijk. In grote delen van Voegharia zorgde deze vrede voor een wapenstilstand, en de rest van Voegharia werd relatief gemakkelijk bezet. Het grootste verzet dat nog geleverd werd tegen de Sphyrianen, was afkomstig van de vrijheidsorganisatie Zilverster, dat nog altijd vocht om een einde te maken aan de invasie. De Zilversterren werden echter steeds verder naar het zuiden gedreven, weg van de hoofdstad Susperin en de vruchtbare Lostarvallei, waar de meeste Sphyrianen zich vestigden. Een kleine groep overlevende heldhaftige Zilversterren vocht één laatste keer op de Verdenheuvel, waar ze lang stand hielden tegen de Sphyrianen, maar uiteindelijk allemaal sneuvelden. Onder hen was ook de legendarische krijger Xavier Zilverhand, een van de beroemdste personen van Groter Voeghar en een belangrijke speler in de Invasie. Zilverhand werd vervangen door Unther Tear. De Zilversterren kregen een legendarische status, en worden nog altijd gezien als martelaars in Voegharia en de andere uithoeken van Nova Core. Wat velen echter niet weten, is dat de organisatie Zilverster die noodlottige veldslag in feite overleefde, en ondergronds werkt aan het bevrijden van Groter Voeghar. Dit gebeurt vanuit de geheime, afgezonderde vesting Dravenmore diep in de Shaavbergen op de grens van Elicil en Voegharia, waar verzetsleiders in de regio regelmatig samenkomen om opstandige activiteiten te coördineren en zo te proberen langzaam maar zeker een einde te maken aan de heerschappij van de Sphyrianen op Groter Voeghar.
1.3.3 Strijd in de Juweelzee[]
Met de overgave van Voegharia en de grotendeelse inname van Elicil was de oorlog in de Eilanden echter nog niet voorbij. Terwijl de opmars van de Sphyrianen stagneerde aan de oevers van de Vestar, richtten Potentas en Jengist hun blikken nu op een andere natie in de omgeving van Groter Voeghar: Tayrid, een groot eiland in de Juweelzee bewoond door de enigszins vreemdsoortige Taridali. Dit deden ze vermoedelijk voor de tactische waarde van het beboste eiland, alsmede de grote hoeveelheden hout die ze eraan konden onttrekken voor de bouw van schepen en huizen. Het enigszins achtergebleven Tayrid werd na een betrekkelijk korte, maar zeer intensieve strijd ingenomen door de Sphyrianen, nadat de voornaamste verzetsgroepen in de wouden van het eiland in de pan werden gehakt door Sphyriaanse magiërs. De hoofdstad Tal Serene werd grotendeels gespaard. De Sphyrianen vestigden zich nu op het eiland en namen de volledige controle over Tayrid over. Ze begonnen vrijwel onmiddellijk aan het aanleggen van een omvangrijk wegennetwerk, het opknappen van bestaande vestigen en kastelen, en het bouwen van nieuwe nederzettingen. Deze inspanningen moest het nog relatief primitieve Tayrid omvormen tot een beschaafde natie zoals die past binnen het Sphyriaanse Rijk, en zijn nog steeds gaande. Geheel Tayrid valt nu onder Sphyriaanse overheersing. Alleen het wilde eiland Val Sella, even ten zuiden van Tayrid, kon niet ingenomen worden vanwege het verrassende verzet in de ondoordringbare bossen. Val Sella blijft een belangrijke uitvalsbasis voor de opstandelingen in de regio, en verschillende belangrijke families uit onder andere Tayrid, Elicil en Voegharia zijn hiernaartoe gevlucht om aan de Sphyrianen te ontsnappen. De andere belangrijke eilanden van de Juweelzee, namelijk Neptuse en Beau Toulair, verging het anders. Neptuse werd niet direct aangevallen door de Sphyrianen, maar gaf zich niet lang na de val van Elicil en Tayrid over aan de invasie, waarop het bezet werd door de troepen van het Rijk. Beau Toulair, dat bekend staat als een soort feesteiland waar voortdurend allerlei goddeloze praktijken plaatsvinden, bleef onaangeraakt en behoudt haar status als toevluchtsoord voor personen die hun zorgen weg willen drinken.
1.3.4 Einde van de oorlog[]
Met de val van Neptuse kwam er een einde aan de Sphyriaanse Oorlog in de Eilanden. Verschillende gouverneurs werden aangesteld in de regio. Adelhard Sur Sareveen werd gouverneur van Voegharia, Silvester Obrin gouverneur van Tayrid, en Gwendoline Bath van Elicil. De ongeliefde maar zeer effectieve Friedrich Sterlitz-Brebant werd aangesteld als hoogste ambassadeur van het Imperium naar de coreshti-staten, en spant zich sindsdien in voor een vriendschappelijke relatie tussen de Sphyrianen en andere landen, volkeren en organisaties. Met het einde van de oorlog in de Eilanden verklaarde keizer Tevidian ook dat de gehele Invasie afgelopen was. Dit was het signaal voor de Sphyrianen om te gaan werken aan het versterken van hun kracht in Nova Core. Ze hadden Nevalen, Toulezon, Mettina, Voegharia en delen van Braas, Reddeberg en Elicil veroverd, en nu was de tijd aangebroken om de gevolgen van de oorlog te verkennen en te benutten. Dit lukte in sommige gebieden beter dan in andere. In Toulezon en Voegharia bleken de machthebbers (respectievelijk Arathor Noblesse en Tavonid Dulbe) bereid goed samen te werken met de Sphyrianen. Als gevolg van het vredesverdrag met hertog Agincourt begon Montclair zich langzaam te ontwikkelen tot een waardevolle Sphyriaanse uitvalsbasis. In andere streken, zoals Braas en Elicil, bleef er nog veel verzet tegen de buitenlandse overheersing. Dol Gwevéan hield zich in het begin nog rustig, maar aan die situatie kwam al snel een einde. Zodra de oorlog afgelopen was, verbraken de Elven het verdrag, vermoordde Fenrid Firabháne de koning in zijn paleis in Nag Thirna, en vervolgde de genadeloze guerrilla-oorlog zich in alle gewelddadigheid. De eindstand van de Sphyriaanse Oorlog is, samengevat: Mettina, Nevalen, Elicil en Tayrid worden veroverd en bezet door de Sphyrianen en worden Provincies in het Rijk zonder autonomie of eigen heerser; Voegharia en Toulezon worden tot vazalstaten binnen het Sphyriaanse Rijk gemaakt als gevolg van vrijwillige aansluiting bij de aanvallers, met behoud van enige autonomie en eigen leiders; noordelijke van Braas veroverd en tot Territorium gemaakt, oorlog in de Grenslanden vervolgt zich op kleinere schaal.
Gevolgen[]
De Sphyriaanse Oorlog had uiteraard gigantische gevolgen voor Nova Core als geheel, gevolgen die nog steeds te voelen zijn zelfs 15 jaar later. Er is geen enkele staat in het continent die onaangeraakt is gebleven door de Invasie. De invasie van Nova Core zorgde enerzijds voor omvangrijke materiële schade in de aangevallen gebieden, waar veel verwoest werd en waar ook talloze strijders en burgers omkwamen. Anderzijds heeft de Invasie ook minder directe gevolgen gehad die buiten oorlogstijd een probleem zullen vormen. De dreiging van een tweede invasie, waarvan velen zeker weten dat hij er ooit zal komen, zet de onderlinge verhoudingen op scherp op het continent. Er zijn enorme spanningen, die steeds groter worden als de tijd vordert. De kwestie van wat te doen bij een nieuwe invasie verdeelt de coreshti meer dan ooit, en eenheid is in de meeste landen ver te zoeken. De nasleep van de invasie en de verdeeldheid van het volk werkt ook grote politieke extremen in de hand, waardoor de verschillen tussen leiders steeds maar groter worden en heersers op vele plekken uitgedaagd worden door rivalen die hen van allerlei dingen beschuldigen. In Volantine pleit president Frederick Illedale van de Noordkust Alliantie voor een sterk, verenigd verzet tegen de Sphyrianen, maar ondervindt hij grote weerstand van andere politici. In Thaluin wordt de positie van koning Cryssus Taem dusdanig onhoudbaar dat velen het ontstaan van een vrije republiek steunen; in buurland Meltumya zorgen de toenemende xenofobie en isolationisme er juist voor dat de radicale generaal Bayloch Osema van plan is de republiek met militaire acties omver te werpen en de macht te grijpen. Meerdere staten, zoals Pracia en Avelishe, proberen hun grondgebied uit te breiden als een soort buffer tegen een eventuele nieuwe invasie. Economisch en militair gaat het met veel staten steeds slechter, terwijl vreselijke plagen over het land trekken en talloze slachtoffers maken. Vrijwel de enige groep die van deze economische crisis gebruik weten te maken, is de mysterieuze, schaduwrijke familie Archday, die ongezien hun financiële grip op verschillende naties vergroten. Extremistische organisaties geven de mindere rassen en de eldryn, groepen die toch al niet zo'n gunstige positie hadden, de schuld van al deze rampspoed, waardoor men aangezet wordt tot vreselijke daden. In grote steden als Zenith, Illis en voornamelijk Parsedine vinden er bloedige rassenzuiveringen plaats, wat vrijheidsorganisatie Gwenlléar sterk in de hand werkt. Ook religieuze fanatisten krijgen steeds meer aanhang door het groeiende verlangen toevlucht te zoeken in het geloof. In de grotendeels bezette Grenslanden is er nog altijd sprake van een omvangrijke verzetsstrijd, die zich voornamelijk manifesteert in frequente en zeer gewelddadige schermutselingen, overvallen en plundertochten. Vooral in de grensgebieden is bijna geen enkele plek echt veilig, en er zijn al talloze personen omgekomen in de voortdurende verzetsstrijd in Krebbing, Braas en Reddeberg. Zowel de coreshti als de Sphyrianen hebben allerlei forten en vestingen gebouwd aan de oevers van de Vestar, waaronder het belangrijke bastion Aep Medwynne onder leiding van Stennis Selkirk en de vestingsstad Maribal. In Reddeberg voeren de Fluisteraars een verrassend goed georganiseerde oorlog tegen zowel de Sphyrianen in het noorden als de Crennoch in het zuiden, en ook het zuiden van Braas voorbij de Tiran laat zich niet veroveren, ondanks de inspanningen van Dewr Wenharve vanuit Dunstorm en het Valkenwoud. Al het interne geweld maakt de staten van Nova Core alleen nog maar zwakker; ondertussen kijken oppergouverneur Jengist en de rest van het Directoraat tevreden toe, altijd zoekend naar kansen en mogelijkheden. Ook in Elicil is er nog verzet, voornamelijk in de beboste vallei Dol Gwevéan, waar regelmatig grensschermutselingen en guerrillaveldslagen voorkomen. Vooral de Deithwen, een beruchte militante groep onder leiding van Fenrid Firabháne, is gevreesd. De Vrije Stad Ilvon blijft onafhankelijk, maar moet wel grote bedragen afstaan aan de Sphyrianen, waardoor de stad in een economische crisis terecht komt. Tijdens deze crisis pleiten bepaalde groepen voor aansluiting bij het Rijk, maar daar wil het bestuur vooralsnog niets van weten. In Voegharia, waar de Sphyriaanse overheersing betrekkelijk goed uitpakt, lijkt er geen wolkje aan de lucht. De Sphyrianen weten echter nog niets over het overleven van de Zilversterren en de ondergrondse opstandige activiteiten van koning Tavonid Dulbe, die er alles aan doen om in het geheim te werken aan het verzet. De Ebbeding Republiek van de Hachevid Eilanden krijgt te maken met toenemende onderlinge verdeeldheid, en de Hoge Raad onder leiding van Ambrose Severin moet keihard werken om de instabiele staat bij elkaar te houden. Op het eiland Muirne trekken Mallore en Avinien eindelijk tegen elkaar op, maar komen beide op verzet te staan van de inheemse bevolking vanuit Ban Dair. De paranoïde instelling van de bewoners van de stadstaten van Altea, dat niet direct is aangevallen in de Invasie maar wel in de buurt van het front ligt, neemt door de dreiging van de Sphyrianen gigantische proporties aan, en uit angst verlaten talloze mensen hun thuis om de veronderstelde veiligheid van de Hartlanden op te zoeken. De enige die de situatie weet te benutten, is koningin Safira van Zomerrots, maar zij desalniettemin op oppositie van onder andere Theosal Baltris van Espetor. Door de algehele chaos in Altea komen enorme vluchtelingenstromen op gang, die voornamelijk naar het nog vrije Thaluin trekken. Hier komen ze echter op een onaangename verrassing te staan: Thaluin is wederom in oorlog met Meltumya om de vruchtbare delta van de Eltyn, en niemand is veilig in dat gebied. Ook in andere regio's van Thaluin weet de heersende klasse geen effectieve maatregelen te nemen, onder andere door de desinteresse van koning Cryssus Taem, en leven de vluchtelingen in erbarmelijke omstandigheden. Voornamelijk op het platteland van het binnenland verslechtert de situatie verder en verder: overbevolking is plotseling een reëel gevaar, en er wordt voortdurend gevochten tussen de Thalinniërs en de vluchtelingen. Hongersnoden breken uit, en een verschrikkelijke, zeer dodelijke plaag houdt het gehele land in zijn greep. In de hoofdstad Darcela sterven burgers, zowel rijk als arm, bij de bosjes, en de plaag begint zelfs richting Arecama en de Evirn Dol te trekken. De ontevredenheid van de bevolking met het regime van Cryssus Taem bezorgt Joran Biere, een enthousiaste jonge politicus met idealen, veel steun. In de Handelsrepubliek Qandar zorgt het met geweld afdwingen van een razendsnele industrialisatie, met als doel beter voorbereid tegen de Sphyrianen, ervoor dat de sociale ongelijkheid nog groter wordt, en dat de omstandigheden in fabriekssteden als Thaubard en Melosi steeds verder verslechteren, hetgeen een intimiderend probleem vormt voor de afzwakkende president Hildebrand Vaine. In Arilea, een vruchtbare regio in Avelishe tussen de rivieren Elba en Karbish, zorgt de aanwezigheid van de Sphyrianen voor een toenemend nationalisme en een grootschalige onafhankelijkheidsstrijd tegen de Aveliciaanse overheersers: vanuit de hoofdstad Peltithe vecht de Centrale Regering voor onafhankelijkheid, en op het platteland voert het Vrijheidsfront een bloedige strijd tegen de bezetters. Ook in de Zonlanden is de invloed van de Sphyrianen te voelen. De eeuwige rivalen Numerica en Alabast hervatten hun strijd aan de oevers van de Lissala. De door de Sphyrianen ingestelde Magische Raad probeert onder leiding van de machtige Marinne aep Selvey Carlean het gebruik en de acceptatie van magie te verspreiden over Nova Core, maar wordt tegengewerkt door de anti-magische organisatie Heilige Vlam, die rigoreus op alle Sphyriaanse tovenaars en tovenaressen jaagt. Ondertussen spoort het Eenheidsleger, de invloedrijke Sphyriaanse inquisitie, onder leiding van Calessa Bailoth alle personen op die zich verzetten tegen de nieuwe overheersing. De Sphyriaanse Geheime Dienst verzamelt onder leiding van de gevreesde Raymund Vergo in het diepste geheim informatie die cruciaal kan zijn bij het in stand houden van de Sphyriaanse overheersing in Nova Core, voert strategische moorden uit op belangrijke figuren, en verstrekt militaire en strategische intelligentie aan Sphyriaanse leiders. In Easterstar valt koning Ethell steeds dieper in een put van diep racisme, xenofobie en rassenhaat die hem, begeleid door zijn adviseur Peter-Brand Schwarzwald, ertoe zet gewelddadige zuiveringen uit voeren en oorlog te voeren tegen de mindere rassen in Avelishe. Als gevolg hiervan worden de invallen van de Aen Sevharne van de Dalen in het noorden van Avelishe steeds gewelddadiger- tot groot genoegen van de Sphyrianen. De mysterieuze Verrader, een raadselachtige duistere magiër wiens motieven in schaduwen gehuld zijn, wordt steeds vaker waargenomen en begint onrust te zaaien over heel Nova Core. De beroemde Rhinna wordt vanwege haar afstamming van koning Norman Penegral gezien als de enige persoon die de coreshti echt kan verenigen, maar zij en haar metgezellen, de Afstammelingen, zijn en blijven spoorloos- tot grote irritatie van velen. In de pittoreske bergvallei Montclair, waar de Sphyrianen zich na een vredesverdrag in 513 vestigden, begint hertogin Louise Annabelle van Neuvechatel de aanwezigheid van de manipulatieve buitenlanders steeds minder goed uit te staan. In Tribulante pleit de populaire koningin Olessa voor vrede en verzoening, maar lang niet iedereen kan zich vinden in de pacifistische ideeën van de jeugdige heerseres; daarnaast krijgt te ze maken met een terugkeer van een oude bekende. In het grensgebied Belithia, tussen de Lissala en de Virme, vinden gewelddadige gevechten plaats tussen Matan'jar en buurland Brostilon, die de streek allebei opeisen. Vele vluchtelingen uit de Eilanden en de Grenslanden proberen onderdak te vinden op het eiland Beau Toulair en er hun zorgen weg te drinken en te feesten, maar krijgen te maken met een dodelijke seriemoordenaar die al tientallen bloedige slachtoffers heeft gemaakt. Ondertussen krijgen de belangrijke handelssteden van Matan'jar, zoals Serkyne, Marebassa, Vitegona, Tarkonos en Civiamenza, steeds meer te maken met een opkomende economische crisis die de gehele samenleving volledig op z'n kop zet, wat te danken is aan de verminderde handel en de spanningen die zijn ontstaan na de Invasie. De Glinsterende Eilanden staan zoals altijd in bloei, thans geregeerd door Nathalia Fiuse Vito vanuit Camalva, maar zelfs in dit paradijs zijn er problemen: gewelddadige piraten uit de Splinters worden telkens maar dapperder, en bloedige overvallen, waarbij steden of nederzettingen aan de kust worden geplunderd en uitgemoord, komen steeds meer voor. In de woestijnen en steden van Avistan lijkt oorlog ver weg, maar begint er wel een steeds grotere kloof te ontstaan tussen de coreshti van steden als Izhiyin, Peris Perocis, Jabahsa, Morgentina en Rafiyye, en de Bessine van de gebieden ten oosten van de Kerwis. De oostelijke kusten van de Zonlanden, en dan voornamelijk in Varden voorbij de Kroonbergen en in de wilde, hevelachtige Stormkust, worden steeds vaker geteisterd door allesverwoestende stormen uit de Splinters. Tenebras, de ambitieuze koning van Pracia, maakt met zijn generaal Julius Anatolius Vorin plannen om de gehele Zonlanden te veroveren en te verenigen in een nieuwe versie van het Parnaciaanse Rijk. In het neutrale Trentine probeert de Vrije Raad oplossingen te vinden voor de opkomende problemen in de regio, maar de onderhandelingen lopen voortdurend vast, tot grote ergernis van Beran Bar Chizn. Terwijl de staten en volkeren van Nova Core steeds verder uit elkaar groeien, kijkt de almachtige keizer Tevidian vanuit zijn paleis in Vaissire tevreden toe, en bereiden zijn generaals een tweede invasie voor die de coreshti voor eens en voor altijd onder de Sphyriaanse vlag moet gaan brengen...